Berichten uit het lab

Terugblik op COP16

By november 18, 2024 No Comments

Daan Groot terug blikt terug op de COP16 van de Convention on Biological Diversity, die eind oktober plaatsvond in Cali, Colombia.

COP16 was heel veel dingen tegelijk. Het was bijvoorbeeld een ongelooflijk interessante ontmoetingsplaats waar meer dan 20.000 biodiversiteit professionals kennis en ervaringen konden uitwisselen. Op ieder moment waren er wel 30 interessante sessies waar je kon aansluiten, waarbij metrics, targets, biodiversity credits en blended finance buzzwords waren waar je als organisator goed mee scoorde. Tegelijkertijd was het ook een formele onderhandeling, waar helaas niet de uitkomst is behaald, waarop werd gehoopt: er is nog geen duidelijk beeld over hoe en door wie de biodiversity finance gap gedicht gaat worden. De onderhandeling werd al snel dermate stroef, dat men amper toe is gekomen aan discussies die verder gaan dan de verdeling en en doorsluis van geld tussen landen. Terwijl elk land zelf ook flink aan de bak moet, bijvoorbeeld om tot een goed National Biodiversity Finance Plan te komen, dat ook kijkt naar harmful incentives, en naar the alignment of all financial flows, dus ook private geldstromen.

Wat is dan de opbrengst van COP16?

Los van de onderhandelingsresultaten die wel zijn behaald (zoals een formele plek van inheemse groepen aan de onderhandelingstafel en een opzet voor een fonds rondom DSI), laat COP16 vooral zien dat de beweging van onderop doorgaat, ook bij politieke tegenwind. Opnieuw waren er meer financiële instellingen en bedrijven dan ooit tevoren aanwezig. Hoewel critici terecht aangeven dat het verlies aan biodiversiteitsverlies onverminderd doorgaat, is het onterecht om de aanwezigheid van deze organisaties op de COP alleen maar als greenwashing weg te zetten. Het laat zien dat al deze partijen aan het verkennen zijn hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan de transformatieve verandering die nodig is voor biodiversiteitsherstel.

Complexiteit omarmen

Wat daarbij wel opvalt, is dat veel organisaties het vooral complex vinden en daardoor voert inertie soms de boventoon. Hoewel het klopt – biodiversiteit is nu eenmaal een complex begrip – lijkt het soms een beetje een omgekeerde wereld. NGOs en wetenschappers die tegen bedrijven zeggen dat ze pragmatischer mogen zijn, en vooral aan de slag moeten gaan.

Een ander positief geluid was dat ik steeds meer mensen heb gehoord over het belang om MKB-bedrijven mee te krijgen. Ook daar ben ik het hartgrondig mee eens, maar dit wordt opnieuw vaak in 1 adem geproblematiseerd: en dat zal op deze manier niet lukken, want het is zo ingewikkeld. Terwijl ik er van overtuigd ben dat het voor ieder bedrijf goed te doen is om op korte termijn tot een duidelijk beeld te komen van de relatie met biodiversiteit en de handelingsopties die erbij horen. En dat juist MKB-bedrijven tot pragmatische oplossingen kunnen komen, als ze daarbij ondersteund worden met de juiste expertise.

Wie gaat dat betalen?

Veel van de onderhandelingen gaan over: wie moet er betalen voor biodiversiteitsherstel. Dat is een belangrijke vraag waarin wat mij betreft het antwoord zeker is dat we met z’n allen de kosten moeten dragen. En dat het feit dat er in de meest ontwikkelde landen zoals Nederland vaak al zoveel schade aan biodiversiteit is gedaan, terwijl er in minder ontwikkelde landen nog veel kansen voor behoud en herstel zijn maakt dat we zowel een verantwoordelijkheid hebben om het in eigen land veel beter te doen, als om mee te betalen aan wereldwijd biodiversiteitsherstel.

Maar wat er in deze discussie vaak verloren gaat is dat biodiversiteitsverlies onlosmakelijk verbonden is met ons economische systeem en dat ons economische systeem uiteindelijk een maatschappelijke afspraak is, bijvoorbeeld over het wel of niet beprijzen van bepaalde externe effecten. Gelukkig is er al steeds meer aandacht voor schadelijke subsidies en prikkels, maar zolang we niet de volle reikwijdte van ons beleid (wat moet er, wat mag er, wat mag niet, wat beprijzen we, wat stimuleren we) tegen het licht durven te houden, is de business case van duurzaamheid altijd in het nadeel ten opzichte van je het zou willen: namelijk dat het goede doen, loont. En houden we de gedachten dat we wel duurzaam willen zijn, maar dat het economisch gewoon niet uit kan stand. En wordt het pas economisch interessant, als we te diep in de problemen zijn geraakt. Terwijl de business case van duurzaamheid gewoon te organiseren valt en je marktwerking kunt laten werken voor verduurzaming. Immers, we weten al lang dat de maatschappelijke en economische business case van duurzaamheid op de lange termijn 100% positief is. Dit vraagt dus om gerichte marktsturing.

Natuurlijk kent zo’n systeem winnaars en verliezers, en moet je goed kijken hoe je de markt kan laten werken voor mens en milieu, maar de huidige situatie kent vooral veel verliezers. Door gebruik te maken van de volle set van beleidsinstrumenten hoeft verduurzaming niemand iets te kosten (en is dus vraag wie het gaat betalen ook minder spannend), en levert het vooral iets op. Dat brengt me terug bij het belang van de vele bedrijven en financiële instellingen op de COP. Hoe meer economische spelers dit signaal af durven geven, hoe groter de kans dat we ook echt het economische systeem beetje bij beetje opnieuw kunnen opbouwen.

Slotsom

Was COP16 een mislukking, of een tussenstap op weg naar nog meer massa. De tijd zal het leren, maar mijn overtuiging is dat met hoe meer mensen meedoen in het pleidooi voor een nieuw economisch systeem, hoe sterker we staan. Tegelijkertijd is het ook mijn overtuiging dat we niets minder dan dat nodig hebben voor een duurzame toekomst. Maar vergeet niet: de toekomst is of duurzaam, of er is geen toekomst.